Toevlucht zoeken

gravatar

In de Digha Nikaya, De Verzameling lange leerredes, staat in de grote leerrede over het uiteindelijke Nirvana het einde van het leven van de Boeddha beschreven. De Boeddha vertelt Ananda, zijn assistent, dat hij een oude man is en voelt zich als een oude wagen, door banden bijeen gehouden. Om dit uit te houden oefent hij. Hij wendt zijn aandacht af van alle verschijnselen en laat alle gevoelens hierover ophouden en vindt comfort door te verblijven in de vrije concentratie van de geest. Dan zegt hij: ‘Daarom, Ananda, moeten jullie in je leven jezelf tot eiland zijn, jezelf tot toevlucht zijn en niemand anders tot toevlucht hebben. Laat de Dharma jullie tot eiland zijn, laat de Dharma jullie tot toevlucht zijn en niet iets anders. En hoe doet een monnik dat? Door…..

  1. Bij het lichaam blijven, het lichaam beschouwend – ijverig, helder bewust en oplettend; een einde makend aan de hunkering naar en het verdriet om de wereld.

Oefening. IJverig tijdens zazen mijn lichaam beschouwen, waarnemen. Op een uitademing ga ik met mijn aandacht naar mijn onderbuik net onder mijn navel. Ik neem waar: de beweging van de ademhaling. Vervolgens glijdt mijn aandacht en mijn uitademing naar het rechterbeen: bovenbeen, knie, onderbeen. Wat voel ik? Niets bijzonders, iets? Helder bewust en oplettend voel ik wat hier zit. De aandacht glijdt door naar mijn rechtervoet, tot aan de tenen. Elke keer neem ik heel aandachtig waar wat hier gaande is. Als ik hiermee klaar ben, laat ik de aandacht langzaam weer terug glijden naar het midden, naar de onderbuik net onder navel. Vervolgens gaat mijn aandacht naar het linkerbeen. Hier doe ik hetzelfde als ik net met rechts hebt gedaan. Weer teruggekeerd naar het midden onderzoek ik de adem in de onderbuik. Is er beweging waar te nemen? Span ik mijn buik zachtjes aan? Vanaf hier ga ik naar beneden naar mijn geslacht en daarachter de zitbeentjes, de billen en het hele zitvlak. Ik neem heel aandachtig waar wat hier gaande is. Wat voel ik, hoe voelt het? Kan ik er naar toe ademen? Zit ik stevig in contact met mijn kussen? Vervolgens gaat de aandacht naar de onderrug en ik beschouw dit hele gebied inclusief de rechter en linkerflank. Hoe voelt het hier? Zit er spanning? Kan ik ontspannen? Dan glijdt de aandacht langzaam langs de ruggengraat naar boven. Is mijn rug zacht gestrekt? Staan alle wervels netjes op elkaar? Is er spanning, ontspanning of niets bijzonders? Aangekomen bij de schouderbladen, de schouders en de nek beschouw ik ook hier, helder bewust en oplettend, eerst de rechterschouder, dan de linkerschouder en tenslotte de nek. Is de nek lang? Is mijn kruin het hoogste punt van mijn lichaam? Of moet ik mijn kin wat naar achteren duwen, waardoor mijn nek langer wordt?  Lukt het om de schouders te ontspannen? Kan ik ze laten hangen? Via nek en kruin laat ik mijn aandacht langs mijn gezicht glijden en neem alles waar wat hier gaande is. Mijn voorhoofd, wenkbrauwen, ogen, neus, wangen, mond, kin. Is er spanning? Frons ik? Houd ik mijn ogen dicht of geloken? Is er een begin van een glimlach? Is mijn mond gesloten, de tong tegen mijn gehemelte en de voortanden? Via de keel gaat de aandacht naar mijn borstbeen. Is het iets opgetrokken? Hoe voelt mijn borst en schouderpartij aan de voorkant? Gespannen, ontspannen, neutraal. Dan gaat de tocht langs alle delen van mijn lichaam verder naar mijn rechterarm. Hoe voelt het in mijn bovenarm, mijn elleboog en mijn onderarm? Dan kom ik bij mijn rechterhand. Deze ligt ontspannen met de pinken naar mijn onderbuik gedraaid in mijn schoot. De vingers liggen aaneengesloten naast elkaar en dragen de aaneengesloten vingers van de linkerhand. Aan de bovenkant van mijn hand raakt mijn rechter duim mijn linker duim. Via deze aanraking ga ik naar mijn linkerhand. Deze ligt ontspannen op mijn rechterhand, met de linker pink tegen mijn onderbuik. De bovenste kootjes van de vingers van de linkerhand liggen op de bovenste kootjes van de vingers van mijn rechterhand. Van mijn linkerhand gaat mijn aandacht via de pols naar de linker onderarm, de elleboog en de bovenarm. Hoe voelt het hier? Gespannen, ontspannen, neutraal? Via mijn linkerarm gaat de aandacht weer naar de borst.  Vanaf daar gaat de aandacht naar beneden, naar de buik. Hoe voelt het hier? Mijn buik beweegt zachtjes op het ritme van mijn ademhaling en zo nader ik het eindpunt van deze tocht: de navel, het centrum van de wereld. De hunkering naar de wereld. Dit lichaam brandt van verlangen. Een verlangen om gezien te worden, erkenning, liefde. Ik laat het los. In dit lichaam huist een groot verdriet om de wereld. Om het vergaan, het ouder worden, het ziek worden, het dood gaan. Het lijden, inherent aan mijn bestaan. Ik laat het los.

Gegaan, gegaan, de hele weg gegaan. Ik laat het achter me. Dat we allemaal heel mogen worden!

2. Bij de gevoelens blijven, de gevoelens beschouwend – ijverig, helder bewust en oplettend; een einde makend aan de hunkering naar en het verdriet om de wereld.

Oefening. IJverig tijdens zazen mijn gevoelens beschouwen, bij mijn gevoelens blijven en ze niet uit de weg gaan – ijverig, helder bewust en oplettend. Wat voel ik op dit moment? Voelt het goed, voelt het niet goed, voelt het neutraal? Ik hoef alleen maar waar te nemen! Ik hoef er geen oordeel over te hebben! Waar zitten mijn gevoelens? Ik voel overal. Mijn huid is één en al tastzin, voelen. Maar ook mijn spieren kan ik voelen. Voelen ze goed, voelen ze niet goed of is het neutraal? Maar gevoel, waar zit dat? In mijn buik? In mijn borst? Daar waar mijn hart klopt? In mijn hoofd? Welke gevoelens zijn er? Vreugde, blijdschap, vrolijkheid, woede, boosheid, verdriet, gekrenktheid, verongelijktheid, teleurstelling, enzovoorts. Er is zo veel om te voelen, er zijn zo veel gevoelens. Wie is het die hier voelt? Is het mijn lijf, is het mijn ego? Wat is hier gaande? Of is er alleen maar voelen en er naar kijken, gevoelens beschouwen. Zitten met alles wat er is. De gevoelens laten voor wat ze zijn, het laten komen en het laten gaan, maar er niet op in gaan. Het wonderlijke is dat als ik bijvoorbeeld boosheid er gewoon laat zijn, zonder er iets van te vinden, de boosheid langzaam zwakker wordt. Aandacht voor mijn gevoelens helpt. Erkennen dat er een gevoel is, dat het er mag zijn is heel geruststellend. Het is gewoon een gevoel, een gewoon gevoel. Niets meer, niets minder. Ik hoef het niet te ontkennen, ik hoef het niet te voeden, ik hoef het er alleen maar laten zijn. Ik adem het gevoel in, ik adem het gevoel uit. Ik adem mijn hunkering naar de wereld in en adem het weer uit. Hunkering, verlangen is gewoon een gevoel, een gewoon gevoel. Ik adem mijn verdriet om de wereld in, ik adem mijn verdriet om de wereld uit. Verdriet is gewoon een gevoel, een gewoon gevoel. Niet meer voelen dan er is, niet minder voelen dan er is, dat is de kunst van het voelen. De kunst om precies te voelen zoals het is.

3. Bij de geest blijven, de geest beschouwend – ijverig, helder bewust en oplettend; een einde makend aan de hunkering naar en het verdriet om de wereld.

Oefening. IJverig tijdens zazen mijn geest beschouwen, bij mijn geest blijven, helder bewust en oplettend. Wat neem ik waar als ik mijn geest beschouw? In mijn geest is een stroom van gedachten gaande. Wat ik deze dag meemaakte, wat ik nu voel, hoor, ruik en zie, levert gedachten op, de avond die nog komen gaat, de dag van morgen. Een eindeloze stroom van indrukken, overwegingen, oordelen en fantasieën zorgen er voor dat er in mijn geest altijd iets te doen is. Mijn geest heeft het altijd druk. Niet erg, maar soms wel. Vooral als deze drukte mijn hele bestaan gaat beheersen. Als ik me druk ga maken, piekeren, mij druk maak om niets. Als dezelfde gedachten steeds weer terug komen, als mijn angsten de overhand krijgen. Maar gelukkig herbergt mijn geest vele mogelijkheden. Mogelijkheden die zichtbaar worden bij het beschouwen van mijn geest. Ik kan in mijn geest een stapje terug doen, even afstand nemen om te zien wat hier gaande is. Op die manier kan ik zien dat ik pieker en als ik dit kan waarnemen, kan ik besluiten er mee op te houden. Ik kan de werking van mijn geest beschouwen: de indruk die ik opdoe (ik hoor een hoog melodisch geluid), het benoemen van wat ik hoor (oh, ik hoor het geluid van een vogel) en het beoordelen van dit geluid (wat mooi!). Maar de werking van mijn geest is ook mijn bewustzijn van dat ik hier op dit kussen zit en dat ik zazen doe en dat ik mij bewust ben van mijn bewust zijn. Maar wat mijn geest het liefste doet, is wegzweven, weg van dit nu, van dit hier aanwezig zijn. Dan creëer ik mijn een eigen fantasievolle werkelijkheid, de verbeelding van mijn wensen, mijn diepste verlangens of mijn grootste angsten. De werking van mijn geest is grillig, de hemel wordt hier geschapen, maar ook de hel. Maar de geest heeft ook de mogelijkheid om te beschouwen en te zien dat dit gebeurt en hoe dat in zijn werk gaat. De geest kan mij ziek maken, maar de geest kan mij ook weer genezen als ik kan waarnemen hoe de geest mij ziek heeft gemaakt. De mogelijkheden van mijn geest zijn onbegrensd. In mijn geest kan ik blijven hunkeren naar de wereld, naar al het moois en lekkers wat de wereld te bieden heeft. In de geest kan ik besluiten om op al deze verleidingen in te gaan om alle verleidingen te leren kennen.  Maar ik kan ook besluiten om de verleidingen te weerstaan en mijn hunkering beteugelen. Het verdriet om de wereld kan in mijn geest grote proporties aannemen. Ik kan bijna verdrinken in lijden, medelijden en zelfmedelijden. En inderdaad, niets is blijvend, alles gaat voorbij: vreugde en verdriet, komen en gaan, tot leven komen en dood gaan. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Maar in mijn geest kan ik hier een einde aan maken. Niet dat dat iets verandert aan de vergankelijkheid, maar het verandert iets in mij en mijn omgang met dit harde gegeven. Ik kan me dit gegeven bewust zijn en het laten voor wat het is. Ik kan mijn geest tot rust brengen door te gaan zitten en zazen te doen. Door mijn geest te laten doen wat hij kennelijk te doen heeft en er naar te kijken, dit wonderlijke gebeuren te beschouwen, helder bewust en oplettend.

4.Bij de neigingen en impulsen* blijven, de neigingen en impulsen beschouwend – ijverig, helder bewust en oplettend; een einde makend aan de hunkering naar en het verdriet om de wereld.

*Hier gaat het over de mentale factoren. Dit is de vierde skanda in het rijtje vorm, gevoel, waarneming, neiging, intellect (Hartsutra). Mentale factoren zijn alle dingen waartoe ik geneigd ben. Mijn impulsen. Heilzaam en onheilzaam.

Oefening. IJverig tijdens zazen mijn neigingen en impulsen beschouwen, bij mijn neigingen en impulsen blijven, helder bewust en oplettend. Waar ben ik toe geneigd? Wat zijn mijn impulsen? Dat is nog niet zo makkelijk om vast te stellen. In het Boeddhisme spreekt men dan ook over verborgen hartstochten (anushaya). Mijn neigingen hebben een onbewuste, verborgen kant en om mij te helpen onderscheiden de Boeddhisten er zeven: 1. Sensueel verlangen; 2. Aversie; 3. Weerstand; 4. Scepsis; 5. Arrogantie; 6. Vastklampen; en 7. Onwetendheid. Daarnaast is er de aandrift, de impuls om iets met deze neigingen te doen.

Als ik mijn neigingen beschouw herken ik mijn sensuele verlangen. Als er iets menselijks is in mijn neigingen, dan is het dat wel. Mijn hele bestaan is doordesemd met sensueel verlangen. Ik ben mij dit verlangen, deze levensenergie helder bewust. Hierdoor ga ik er oplettend mee om.

Aversie is een neiging waar ik mij niet altijd bewust van ben, hoewel er genoeg zaken zijn die ik afschuwelijk vind. Maar ik ben hier verder niet zo druk mee. Ik ben niet actief met aversie bezig of andersom gezegd, aversie heeft mij niet in haar greep.

Met mijn weerstand is het hetzelfde gesteld als met aversie. Hoewel er duidelijk zaken zijn waar ik weerstand tegen heb, ben ik hier niet erg druk mee. Ik heb geen actieve weerstand, de weerstand houdt mij niet in zijn greep.

Scepsis is wel een neiging die actief aanwezig is in mijn leven. Ik heb een bewuste scepsis, ik geloof niet zomaar iets of iemand en heb een natuurlijke neiging om mij af te vragen of iets werkelijk zo is zoals het wordt voorgesteld. Dat er zeven neigingen zijn is goed bedacht, maar of dit werkelijk zo is, dat weet ik niet. Het nadeel van overal vragen bij stellen is dat het niet aanzet tot actie. Dat ik blijf hangen in scepsis en vertwijfeling. Dan moet ik de sceptische houding doorbreken en besluiten nemen.

Arrogantie is voor mij een heel natuurlijke neiging. Niet dat ik daar trots op ben, maar het is gewoon zo. Mijn arrogantie verdient het om ijverig, helder bewust en oplettend te worden beschouwd. Ik zie het als een overmaat aan zelfvertrouwen dat nergens op is gebaseerd, maar er wel is. Iets dat zowel in mijn voordeel als in mijn nadeel werkt. Ik houd deze neiging dan ook scherp in de gaten.

De neiging tot vastklampen ken ik niet zo goed. Vastklampen is te sterk uitgedrukt. Ik kan wel vasthoudend zijn, vooral in mijn overtuigingen, maar dat is geen vastklampen. Ik heb me ook nooit vastgeklampt aan mijn vader en moeder, aan mijn zus of mijn familie, aan vrienden of kennissen. Ik vind het fijn dat iedereen er is, maar ben ook erg op mijzelf en kan makkelijk los laten.

Onwetendheid. Bijzonder dat dit een neiging wordt genoemd. Heb ik een neiging tot onwetendheid of ben ik onwetend? Ik ben mij in ieder geval bewust van ‘een groot niet weten’ in mijn leven. Ik vind dat één van de belangrijkste dingen die ik heb geleerd in mijn leven, dat ik durf te zeggen ‘dat weet ik niet’. Ten aanzien van dit ‘niet weten’ ben ik niet onwetend. Misschien is onwetendheid juist dat je overal een antwoord op hebt. Dat de neiging tot onwetendheid leidt tot het overal antwoord op willen geven. Zelfs op vragen waarop je het antwoord niet kunt weten. Met overal een antwoord op weten wordt onwetendheid is stand gehouden. Dit omdat ‘weten’ statisch is en niet leidt tot vragen en onderzoek.

Tenslotte is er nog de neiging van de hunkering, het verlangen naar de wereld. Er brandt een groot vuur van verlangen in mij, een sensueel verlangen om te scheppen en te genieten. Gekoppeld aan dit verlangen is er het verdriet om de tijdelijkheid van dit alles. Tussen het verlangen om alles te willen hebben en de angst om alles weer kwijt raken, speelt mijn leven zich af. Hoe ga ik hier mee om? Hoe vind ik hier vrijheid?

Dat is de grote vraag die de Boeddha zich stelt en waarop hij een antwoord geeft. Nu ik nog. Nu jij nog.

Gerard Jansen
vrijdag 4 december 2020

Plaats een reactie:

Je e-mailadres zal niet zichtbaar gepubliceerd worden.

Verplichte velden zijn gemarkeerd met een sterretje*.