Niet weten is lichter dan je denkt

gravatar

‘Dansen in het duister – Een proeve van spiritualiteit’  is een boek van Nico Tydeman. Nico was jarenlang mijn zenleraar en naar mijn mening is dit zijn beste boek. In ieder geval heeft dit boek het meeste indruk op me gemaakt. Nico heeft veel geschreven in de tijd dat ik les van hem had en daarom is het altijd extra leuk om zijn boeken te lezen, want ik hoor hem praten terwijl ik lees. Bij ‘Dansen in het duister’ probeert Nico invulling te geven aan het woord spiritualiteit. Het is een poging – een proeve- om dit woord te duiden, maar het is ook proeven aan spiritualiteit. Dit woord is afgeleid van het Latijnse spiritus, wat geest betekent. Als je het woord vergelijkt met het woord actualiteit – dat wat nu speelt, dat wat nu actueel is – zou je kunnen zeggen dat spiritualiteit te benoemen is als dat wat geest is. Met andere woorden, Nico geeft een proeve van dat wat geest is. En wat is dat dan voor hem?

In de eerste plaats is het een persoonlijke beoefening, waarbij hij Johannes van het Kruis als voorbeeld neemt. Deze persoonlijke beoefening is een mystieke beoefening in het ‘niet weten’. Johannes streeft naar het ervaren van de vereniging met God, één zijn met de Schepper. Volgens Johannes kan dit alleen door elk beeld, elk idee van en over God achter je te laten. Dus niet vertellen wat God is, maar het tegenovergestelde doen: eindeloos blijven zeggen ‘niet dit, niet dat, niet zus, niet zo, niet wel, niet niet, enzovoorts’. Dit ‘niet weten’ noemt Johannes ‘het duister’. Een bekende uitspraak van hem is ‘het duister is mij licht genoeg’. Ten aanzien van God kun je alleen maar in het duister tasten. Maar Nico danst liever in het duister. Hij vindt dit ‘niet-weten’ blijkbaar een vrolijke bezigheid. Waarom dat ook zo is, leg ik verderop uit. Eerst wil ik nog wat zeggen over een tweede en derde vorm van spiritualiteit, van ‘dat wat geest is’.

Spiritualiteit begint weliswaar hier en nu, bij mij, met mijn lichaam, als mystieke beoefening, maar is niet los te zien van ‘de ander’. Het is  bij jezelf beginnen en tegelijkertijd is het ook in contact zijn met de mensen om je heen. Om dit te illustreren voert Nico de Frans-joodse filosoof Levinas op. Levinas kon na de tweede wereldoorlog niet anders dan zich verdiepen in de vraag van hoe het toch kon gebeuren dat Joodse mensen als beesten zijn afgemaakt in de vernietigingskampen van de Nazi’s. Dit kon onder andere doordat aan de holocaust een lange periode van propaganda vooraf is gegaan. In deze propaganda werden Joden afgeschilderd als ‘onmensen’, als minderwaardige wezens van geen enkele waarde. Maar ook werden Joden afgeschilderd als een plaag, als een gevaar voor de hoogstaande westerse culturele waarden. Daarom bepleit Levinas om elkaar, als mensen van een zelfde mensheid, toch vooral als mens te zien. Als mensen die elkaar aankijken en werkelijk elkaars gelaat zien. Een gelaat waaruit de volgende diepe wens spreekt: ‘dood mij niet’.

Beginnend bij jezelf en in contact met de ander ontstaat er vervolgens een derde vorm van spiritualiteit: bevrijdende communicatie. Bij dit onderdeel van de proeve stapt Nico over naar een beschrijving van wat het meest eigene van de zenbeoefening kan worden genoemd: de koanstudie. Koans zijn gestileerde verhaaltjes waarin zenmeesters en zenleerlingen (meestal monniken) samen laten zien waar zen in de kern over gaat: verlichting. Deze verlichtende inzichten en het bestuderen ervan zijn een belangrijk hulpmiddel in de zentraditie om zelf ook ‘Satori!’ uit te kunnen roepen, wat zoveel betekent als ‘Ik heb het gezien! Ik heb het ervaren!’ Hier zijn we weer terug bij de praktijk van de mysticus, want wat er gezien en ervaren wordt is niet in woorden te vatten, maar het verwijst naar de bron van ons bestaan. Johannes van het Kruis zou het God noemen. Wat er in de koans gebeurd is dan ook niet dat er iets met woorden wordt uitgelegd, zoals we dat op school gewend zijn. De zenmeester legt niets uit, hij laat iets zien, hij toont iets en de leerling ziet iets (of niet). Het verlichtende inzicht, de bevrijding, zit niet in de uitleg, maar in de vrije expressie, in het laten zien van dat wat niet in woorden te vatten is: het mysterie van het leven. En die uiting van het leven dat ben ik zelf. Ik ben zelf het antwoord op al mijn vragen en door er te zijn laat ik dat zien. En als twee mensen dat elkaar laten zien is dat bevrijdende communicatie. Dan wil je dansen van vreugde! En je hebt geen idee waarom. Gewoon omdat je blij bent!

Hoe kun je nu aan het werk gaan met niet weten? Het is natuurlijk vreemd om iets te weten over niet-weten. Ondanks dat een paar suggesties:

  • Erkennen dat je meer niet weet, dan wel.
  • Durven zeggen: dat kan ik niet weten.
  • Geen energie steken in wat je niet kunt weten.

Op deze manier kun je tot de conclusie komen dat ‘niet weten’ meer rust geeft, dan een bedacht antwoord. Wat vervolgens niet meer hoeft is:

  • Geen welles/nietes meer… wat een rust.
  • Geen ‘ik weet het beter’ meer… wat een rust.
  • Geen gepuzzel meer over hoe het nu precies zit … wat een rust.
  • Geen waarheid meer. Wat een rust!

Op deze manier ontstaat er ruimte om te zien. De dag, de nacht, de ochtend, de avond, het groeien, het bloeien, het vergaan, vreugde, verdriet, het hele leven, het komen en het gaan. Je hoeft er niets aan toe te voegen, je kunt alles zo laten en in vrijheid dansen.

Gerard Jansen
woensdag 8 januari 2020

Plaats een reactie:

Je e-mailadres zal niet zichtbaar gepubliceerd worden.

Verplichte velden zijn gemarkeerd met een sterretje*.